Medicatie

Momenteel bestaan er verschillende soorten medicatie gericht op het onderdrukken van het immuunsysteem en tegen het afstoten van een getransplanteerd orgaan. Er lopen veel studies om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen, om andere combinaties te vormen of om dosissen te verlagen.

Het medicatiebeleid is voor iedere patiënt uniek en afgestemd op eigen specifieke noden. Elk geneesmiddel kan een aantal nevenwerkingen met zich meebrengen. De gevoeligheid hiervoor verschilt van persoon tot persoon. Pas echter nooit op eigen initiatief je dosis aan. Je arts kan eventueel bijkomende medicatie opstarten om de bijwerkingen te voorkomen of te behandelen, of de medicatie aanpassen.

Voorkomen van infecties

Door het opvolgen van een aantal richtlijnen kun je zelf actief proberen om infecties te voorkomen.

Deze richtlijnen zijn vooral belangrijk de eerste drie maanden na de transplantatie.

  • Vermijd het contact met personen die verkouden zijn, griep hebben of besmettelijk ziek zijn.
  • Vermijd kinderen die een kinderziekte doormaken of infecties hebben.
  • Vermijd personen die recent ingeënt zijn met levende of verzwakte vaccins, zoals mazelen, rode hond, waterpokken enzovoort. Vaccinaties tegen griep, tetanus en kinkhoest vormen geen bedreiging. Bij twijfel vraag je best raad aan je arts.
  • Vermijd publieke plaatsen met veel mensen zoals grootwarenhuizen, de bioscoop, het openbaar vervoer tijdens spitsuren enzovoort.
  • Vermijd contact met uitwerpselen van dieren.
  • Zorg voor een goede algemene lichaamshygiëne.
  • Volg de richtlijnen voor het bereiden en bewaren van je voedingswaren en zorg voor voldoende hygiëne in de keuken.